Vooral hersengebieden betrokken bij geheugen en taakuitvoering zijn slechter doorbloed
Bij patiënten met Alzheimer is een daling in doorbloeding van de hersenen gerelateerd aan een daling in cognitie. Hierbij is vooral de doorbloeding van bepaalde hersengebieden aangedaan, die betrokken zijn bij het geheugen en de uitvoering van taken. Patiënten met een grotere daling in de doorbloeding presteren slechter op cognitieve testen. Dat schrijven onderzoekers van het Radboudumc in een grote analyse van eerdere studies.
Bij Alzheimer bestaat al lang het vermoeden dat veranderingen in de doorbloeding van de hersenen over de tijd een rol spelen bij het ziektebeloop. Wereldwijd zijn enkele studies uitgevoerd, die dat niet eenduidig aantonen. Deze studies waren relatief klein en het ontbrak daardoor mogelijk aan statistische kracht. Hoe meer data je immers verzamelt, hoe sterker de statistiek. Onderzoekers van het Radboudumc hebben daarom vijf vergelijkbare studies bij elkaar genomen en deze grotere gecombineerde dataset geanalyseerd.
Inzoomen
‘We zien in onze analyse nu wel een duidelijk verband tussen de afname in de hersendoorbloeding en de achteruitgang van hersenfuncties’, vertelt promovendus Ralf Weijs. ‘Bij gezonde mensen gaat de doorbloeding achteruit naarmate we ouder worden, ongeveer 0,1 tot 0,5 procent per jaar. Bij patiënten met Alzheimer zien we echter een drie tot tien keer sterkere afname. Daarnaast blijkt uit geheugentesten dat er een verband is met de afname van cognitieve functies.’
Overigens laten niet alle gebieden in de hersenen dezelfde afname in doorbloeding zien. ‘De afname over de gehele hersenen is niet zo groot, vandaar dat die in eerdere individuele studies gemist is’, legt Weijs uit. ‘Maar als we inzoomen, zien we dat in sommige hersengebieden de doorbloeding niet of nauwelijks vermindert, en in andere gebieden juist duidelijk afneemt. Dit suggereert dat de afname in hersendoorbloeding, over de gehele hersenen gezien, het resultaat is van afnames in doorbloeding in bepaalde kleinere hersengebieden. Dat zijn over het algemeen structuren die geassocieerd zijn met het geheugen en de uitvoering van taken, en die in eerdere onderzoeken gelinkt zijn aan Alzheimer.’
De kip of het ei?
Nu is een belangrijke vraag waar veel Alzheimeronderzoekers al lang mee worstelen: ontstaat eerst de verslechterde doorbloeding en veroorzaakt dat hersenschade en daarmee Alzheimer? Of ontstaat eerst de hersenschade en heeft dat een negatief effect op de doorbloeding? ‘Dit is net zo’n soort vraag als: wat was er eerder, de kip of het ei?’, zegt Dick Thijssen, hoogleraar Cardiovasculaire Fysiologie. ‘Daar zijn we nog niet uit, maar onze studie geeft wel nieuwe inzichten.’
De onderzoekers sluiten uit dat de afname in doorbloeding een algemeen proces is, dat bij iedereen in dezelfde mate aanwezig is. Zij denken daarom dat toch eerst de hersenschade ontstaat, door bijvoorbeeld de voor Alzheimer typerende eiwitstapeling in hersencellen. Die schade leidt dan tot een afname van de doorbloeding. Thijssen: ‘Als het in eerste instantie aan de doorbloeding lag, dan zou je veel meer dezelfde vermindering van bloedtoevoer verwachten in alle hersengebieden, maar dat zien we niet. De afname is vooral in de hersenregio’s zichtbaar die betrokken zijn bij Alzheimer.’
Weinig beweging
Klinisch geriater Jurgen Claassen voegt daaraan toe: ‘De hamvraag blijft: is de verminderde doorbloeding een logisch gevolg van minder vraag vanuit het beschadigde hersenweefsel? Of raken de hersenvaten beschadigd in de gebieden waar de hersenschade actief is, en neemt daardoor de doorbloeding in die gebieden meer af? Voor dat laatste komen de laatste tijd steeds meer aanwijzingen.’
De verminderde hersendoorbloeding bij Alzheimer geeft nieuwe aanknopingspunten voor behandeling. Thijssen: ‘We weten dat leefstijlfactoren een grote invloed hebben op de gezondheid van onze bloedvaten. Zo hebben roken, een hoge bloeddruk en weinig beweging een negatief effect. Dat zijn ook bekende risicofactoren voor Alzheimer. Ik denk niet dat we de ziekte kunnen voorkomen, maar we gaan wel onderzoeken of bijvoorbeeld beweging de doorbloeding kan verbeteren en daarmee de ziekte kan afremmen.’